De Olympische Spelen in Peking zijn afgelopen zondag afgesloten met een spetterende ceremonie. Tijd om de balans op te maken voor de Nederlandse sporters dus. Het was voor Nederland een succesvolle editie, maar minder succesvol dan in Pyeongchang 4 jaar geleden.
Het waren deze editie van de Olympische Winterspelen vooral de vrouwen die voor succes zorgden. Van de in totaal 8 gouden medailles waren er drie voor Irene Schouten, twee voor Suzanne Schulting (waarvan 1 in teamverband) en eentje voor Ireen Wüst. Thomas Krol en Kjeld Nuis haalden de laatste twee gouden plakken.
Naast de gouden medailles werd er nog vijf keer zilver gewonnen, en vier keer brons. In totaal zijn er dus zeventien medailles in de wacht gesleept door Team NL. Deze prestaties zorgden voor een zesde plek op de medaillespiegel. Noorwegen staat bovenaan op deze lijst met zestien gouden medailles.
Sotsji blijft de succesvolste editie voor Nederland
Zowel in Pyeongchang (2018) en Sotsji (2014) werden er acht gouden medailles gewonnen door Nederland, een aantal dat nu dus weer is gehaald. Het aantal medailles was in Sotsji het hoogst, dat waren er namelijk 24. Dat getal is dus niet echt in de buurt geweest dit jaar. Het waren vooral de langebaanschaatsers die het relatief gezien slechter deden dan vier jaar geleden. Op de 400 meter baan haalde de Nederlandse schaatsers twaalf medailles. In Zuid Korea waren dat er nog zestien.
Een sportdatabureau had voorspeld dat Nederland twintig medailles zou winnen. Wel werd het aantal gouden medailles goed voorspeld door Nielsen’s Gracenote, maar het aantal zilveren plakken bleef dus achter.